Amsterdam

De hoofdstad lag in '64 voor het gevoel honderden kilometers van Den Haag verwijderd. De indorock, die in Den Haag de aanzet bleek voor de beatexplosie, was volledig aan de aandacht van de Amsterdammers voorbijgegaan. Daar was het bezoek van The Beatles met de taferelen van in de grachten springende fans de stimulerende factor. Het aantal clubs stelde in '64 en '65 nog weinig voor. Bands met enige ambities konden terecht in sleezy nachtclubs als Las Vegas op de Nieuwe Dijk of in het betere Rembrandtpleintheater. Die situatie was voor een stad die zich toen al een wereldstad waande armoedig te noemen. 

In het midden van de jaren zestig vochten in Amsterdam beatmuziek en de Provobeweging om de aandacht van de jongeren. Deze politiek geëngageerde stroming kreeg een invloedrijke aanhang. Ze verzette zich tegen de arrogante houding van het toenmalige gemeentebestuur, de politie en het grootkapitaal. Dit uitte zich in de organisatie van ludieke acties, waarbij het publiek en de politie op vreedzame wijze werd uitgedaagd. Het bekendst waren de happenings bij het het Lieverdje, op het Spui.

   

Daar ging 'anti-rook-magiër' Robert Jasper Grootveld tekeer tegen sigarettenfabrikanten. De in witte spijkerpakken geklede en op witte fietsen rijdende provo's deelden ondertussen bloemen uit aan voorbijgangers. Daarbij kwam het tijdens deze onschuldige acties toch geregeld tot gewelddadige botsingen met de politie. Die waardeerde deze acties niet en reageerde met knuppels en handboeien. Op het hoogtepunt van de beweging werd tijdens de trouwerij van Koningin Beatrix in '66 een aantal rookbommen naar de koets van het te trouwen stel gegooid. Later ging Provo op in de bredere progressieve protestbeweging en de hippiescene. 

De twee jeugdculturen (beatmuziek en Provo) beïnvloedden elkaar sterk. De provo's afficheerden zich graag met beatmuziek en er waren minder prominente provo's, als Gerard Kreuger, die plaatjes maakten. Overigens bleek muziek maken niet hun sterkste kant. De knulligheid van die producties geeft ze slechts enige amusementswaarde. 'Opperprovo' Roel van Duijn zei in een interview de sfeer van beat en provo gelijk te vinden. “Beatfans schrijven namen van bands en van Provo, dat is goed. Alle opstandelingen uit de asfaltjungle horen bij elkaar”. Voor de duidelijkheid melde hij in datzelfde interview (Hitweek nummer 21-1966) dat hij Boudewijn de Groot een kwijl vond en geen beat. 

Aan de andere kant beïnvloedden personen als Johnny'the Selfkicker' (Johnny van Doorn)en dichter Simon Vinkenoog met hun performances jonge beatmuzikanten. Dit leidde in veel gevallen tot levendiger podium acts. 

In '66 was de achterstand op Den Haag in het aantal clubs ingehaald. Er vonden overal concerten plaats: in de Hubbubclub van het Spinozalyceum, het Cartesiuslyceum, het Rotanhuis, op Asva-feesten, het Bavohuis, het Zonnehuis etc. Één van de nieuwe hippere clubs die breder entertainment wilde gaan leveren, zou Sigma gaan heetten. Dit project was mede opgezet door Simon Vinkenoog. Er zouden behalve de huisband Short'66, dichters, workshops en andere manifestaties georganiseerd worden. Na de opening in de Doelen november '66 kwam dit project niet echt van de grond.

 

love-in poster Vondelpark

Tijdens de zomer van '67 werd Amsterdam met het Love-in virus besmet. De hoofdstad groeide uit tot de Hippie Hoofdstad van Europa, met het vondelpark als het Magies Centrum. Het liberale drugsbeleid en de moraal van vrije sex waren daar debet aan. Den Haag werd als belangrijkste muziekstad voorbij gestreefd. 

Om de Love-ins en hippiediensten voor een groter aantal hippies te kunnen organiseren, werd er in Mokum gezocht naar een grote nieuwe concertruimte. 29 oktober '67 ging een groep hippies vanuit het Vondelpark, vanwege de koude, op zoek naar een warme plek voor een te houden “dienst”. Ze trokken naar de voormalige kerk aan de Weteringschans. Die plek was de jeugd eerder toegezegd als ruimte voor een poptempel. Het besluit van het gemeentebestuur liet volgens hun te lang op zich wachten. Uit protest kraakten ze het gebouw. Ze werden er door de sterke arm snel weer uitgeknuppeld. De club opende uiteindelijk toch een jaar later met hulp van het gemeentebestuur haar deuren en heette Paradiso.

Club Paradiso in 1968

Club Paradiso Paradiso, (c) Adri Hazenvoet

 Er waren naast deze grote club genoeg kleinere dancings waar het beatpubliek naar haar favoriete plaatjes kon luisteren, zoals Beatclub '66 en Club '67. 

In 1967 werd de meeting 'Hai in de Rai' georganiseerd, een prelude op het later georganiseerde 'Lowlands Paradise', maar dan kleiner, met veel bands en marihuana. In '68 kreeg Amsterdam er nog twee belangrijke clubs bij: Fantasio en Lijn 3. Fantasio werd het kosmisch ontspanningscentrum aan de Prins Hendrikkade, waar de bezoeker zich geestelijk kon verheffen onder het genot van een kopje kruidenthee. Het werd in de kort tijd dat het bestond wereldberoemd. 

Lijn 3 was een zaal onder de brug in het Vondelpark waar ook de minder grote bands terecht konden. In dezelfde tijd werd het fenomeen 'Provadya' erg populair. De eerste Provadya's waren een jaar eerder in Felix Merites begonnen. Behalve met band, werden deze muziekavonden aangekleed met goochelacts,lichtshows, sexfilms en dergelijke. Het was een soort samengaan van de happenings van de Provo’s met beatmuziek. 

Toen Felix Merites geen ruimte meer wilde bieden (omdat de heer Ramses Shaffy er zonodig moest optreden), werden de Provadya's voortgezet in Fantasio aan de Prins Hendrikkade. Die avonden kregen landelijke bekendheid waardoor het organiseren van Provadya’s een landelijke hype werd die zeker tot 1970 zou duren.